Menderes had met zijn Democratische Partij (DP) veel met de AKP gemeen. Hij werd in 1950 gekozen als premier van Turkije en had evenals de AKP zijn basis in de provincie. Verder bracht hij het kemalisme deels in het gedrang. Menderes introduceerde een vrijemarkteconomie, waardoor hij brak met het kemalistische principe van staatscontrole over de economie.
En hij versoepelde het secularisme van Atatürk. Door dergelijke hervormingen kreeg hij aan de stok met de militairen. Het grote verschil is dat Menderes via een militaire staatsgreep werd afgezet, terwijl de AKP de militairen wist te temmen.
Na de Tweede Wereldoorlog kon Turkije, gezien de nauwere banden met Europa en de Verenigde Staten, niet langer heen om een meerpartijenstelsel en democratische verkiezingen. De CHP behield aanvankelijk de macht, maar moest in 1950 plaatsmaken voor de DP van Adnan Menderes. In de jaren dertig maakte Menderes nog deel uit van de CHP, maar in 1945 werd hij na een conflict door Atatürks opvolger Ismet Inönü uit de partij gezet. Een jaar later vormde hij met voormalig premier Celal Bayar de DP. Na de verkiezingen van 1950 kreeg hun partij de meerderheid in het parlement.
Kwestie Cyprus
Menderes, zoon van een grootgrondbezitter en held uit de Turkse onafhankelijkheidsoorlog, kreeg als eerste Turkse premier te maken met de kwestie Cyprus. Dit eiland in de Middellandse Zee had sinds 1571 deel uitgemaakt van het Ottomaanse Rijk. Door het verdrag van Lausanne kwam het strategisch gunstig gelgen eiland in de handen van het Verenigd Koninkrijk. Kort nadar Griekenland in 1954 bij de Verenigde Naties had aangedrongen op zelfbeschikkingsrecht voor de Griekse-Cyprioten, sloeg de vlam in de pan. Het vonkje dat de zaak tot ontploffing bracht, was een aanslag op Atatürks geboortehuis in Saloniki.
Menderes en de oppositie
In 1957 won Adnan Menderes opnieuw de verkiezingen. Zijn populariteit had hij tegen die tijd voor een belangrijk deel verspeeld. In 1953 nam hij al maatregelen om de invloed van de CHP binnen de pers en de universiteiten aan banden te leggen.
Daarnaast oogstte zijn economisch beleid veel kritiek. Begin jaren vijftig bloeide Turkije op onder Menderes. Financiële steun uit de Verenigde Staten stelde hem in staat de economie een impuls te geven. Hij stimuleerde de industrialisering, maar investeerde vooral in de agrarische sector, wat gezien zijn provinciale achtergrond verklaarbaar was. Door de aanleg van een wegennet, de import van landbouwwerktuigen en de cultivering van landbouwgrond genereerde de agrarische beroepsbevolking meer inkomsten. De politieke basis van Menderes in de provincie groeide sterk.
De premier maakte de cruciale fout om geld bij te drukken, met een forse inflatie als gevolg. Vooral Turken die van een salaris afhankelijk waren, zagen hun koopkracht sterk dalen. Turkije kreeg nieuwe leningen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), gekoppeld aan bepaalde eisen.
Religieuze steun
Om de steun van de religieuze bevolking op het platteland te behouden, versoepelde Adnan Menderes Atatürks beteugeling van de islam. Hij liet meer moskeeën en religeuze scholen toe. Moskeeën mochten weer in het Arabisch oproepen tot het gebied, iets wat Atatürk verboden had. Menderes stelde het zo:
‘Zonder de argumenten van de revolutionairen in het gedrang te brengen, staan wij de arabische taal toe tijdens het gebed, zoals wij religieus onderwijs op scholen en Koranlezingen op de radio toestaan. TUrkije is een islamitisch land en zal dat blijven.’
De staatsgreep van 1960
Samen met president Celal Bayar, minister van Financiën Hasan Polatkan, minister van Buitenlandse Zaken Fatin Rüstü Zorlu en enkele honderden anderen stond premier Adnan Menderes terecht in een gevangenis op het eilandje Yassiada voor de kust van Istanbul. Menderes werd hoogverraad, misdaden tegen de grondwet en het ‘6-7 september incident’ ten laste gelegd. Wat volgde, was een showproces. De president werd vanwege zijn hoge leeftijd gespaard. Menderes, Polotkan en Zorlu werden ter dood veroordeeld. De voormalige premier stierf als laatste. Met zijn strop om zijn nek richtte hij zich tot de aanklager:
‘Vertelt u mijn zoon alstublieft dat hij geen politicus moet worden. Een politicus heeft geen controle over zijn lot.’
Van de staatsgreep van 1960 is vooral de executie van Menderes in de geschiedenis blijven hangen. Menderes ‘bloedige onderdrukking van de oppositie is in de schaduw van de tijd terechtgekomen. In 1990 werd Menderes gerehabiliteerd. De toenmalige premier Turgut Özal liet een mausoleum voor hem bouwen op de begraafplaats bij het stadsdeel Topkapi in Istanboel.
Bron: (P. Edel, De diepte van de Bosporus, p. 63 – 66.)