Na de zware brand in het vluchtelingenkamp Moria op 9 september, proberen zo’n 12.000 migranten zich staande te houden in de velden en langs de wegen van het Griekse eiland Lesbos.
De voormalige inwoners van het notoir overbevolkte kamp zitten zonder voedsel of drinkwater, terwijl er ook nog een uitbraak van COVID-19 dreigt. Een permanente oplossing voor dit probleem wordt steeds dringender.
Sommige vluchtelingen sliepen langs de kant van de weg. Ze werden gedwongen riet af te snijden of gebruik te maken van enkele dekens die ze uit de vuurzee konden meenemen. Zo hoopten ze zich tegen de nachtelijke kou en de felle zon te beschermen.
Anderen hadden nog een tent of een slaapzak. The Associated Press (AP) beschreef de erbarmelijke omstandigheden waarin de vluchtelingen leven.
Freddy Musamba uit Gambia, die ook in Moria woonde, kan deze berichten alleen beamen.
“Al 3 dagen zitten we hier zonder eten en drinken. Deze omstandigheden zijn echt niet goed. De EU staat dit toe en laat ons in de steek. Alsjeblieft, help ons. Laat ons niet aan ons lot over. We voelen ons als achtergelaten kinderen. We hebben dingen meegemaakt die we ons niet voor mogelijk konden houden”, vertelt hij.
Besmet met COVID-19
De Griekse autoriteiten hadden het kamp tot en met half september in lockdown geplaatst toen bleek dat 35 inwoners besmet bleken met COVID-19.
Een eerste besmetting werd opgemerkt bij een Somalische man. Die had asiel gekregen en was naar Athene verhuisd, maar hij keerde later terug naar het kamp. Het vuur zou volgens Athene op 8 en 9 september zijn aangestoken door vluchtelingen die boos waren over de lockdown.
Het kamp had oorspronkelijk maar een capaciteit van ongeveer 2.750 inwoners, maar er woonden dus meer dan 12.500 mensen. Daardoor breidde het kamp ook uit naar een nabijgelegen olijfboomgaard.
