Onlangs brachten Griekenland, de Grieks-Cypriotische regering, de Verenigde Arabische Emiraten, Frankrijk en Egypte uit monde van hun Buitenlandministers een verklaring uit waarin ze Turkije beschuldigden van “illegale operaties” in de Oostelijke Middellandse Zee en “ongewenste activiteiten” in Libië.
Het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken veroordeelde de verklaring. “De verklaring van hun ministers van Buitenlandse Zaken toont hun hypocrisie aan. Ze proberen de regionale stabiliteit te ondermijnen en chaos te creëren. Zij hebben er geen probleem mee om de politieke aspiraties van deze volkeren op te offeren met het beleid waarvoor zij staan. Zij steunen agressieve putschistische dictators, en nu hebben zij het moeilijk omdat Turkije hun agenda’s verstoort”, verklaarde woordvoerder Hami Aksoy op 11 mei, nadat de 5 eerder genoemde ministers een videoconferentie hielden.
Aksoy beschuldigt Griekenland en Grieks-Cyprus ervan dat zij te veel vertrouwen stellen in landen die niet in de regio liggen. Volgens hem is dat het resultaat van mandaat en kolonialisme, terwijl ze eigenlijk in dialoog zouden moeten gaan met Turkije en de Turkse Republiek Noord-Cyprus.
“Het is zonder meer illegaal om Turkije op een onwettige manier te verhinderen haar eigen belangen te beschermen. Turkije handelt in overeenstemming met het internationale recht”, benadrukte Aksoy.
Over Egypte is Aksoy van mening dat de Egyptische leiders geen rekening houden met de belangen en de rechten van hun eigen volk. Ook vindt hij dat de Verenigde Arabische Emiraten niets te zeggen hebben over de Oostelijke Middellandse Zee. De enige reden dat dat land zich aansloot bij de verklaring, is uit rancune tegenover Turkije. Frankrijk zou zich dan weer bij die verklaring hebben aangesloten, en er zelfs de aanstichter van zijn, vanwege de Turkse anti-terreuroperaties in het Noorden van Syrië.
“We roepen al deze landen op om hun gezond verstand te gebruiken en om het internationale recht te respecteren. “Vrede en stabiliteit in deze regio, kunnen alleen bereikt worden met dialoog en met realistische samenwerking, en niet door een alliantie van kwaadwilligheid op te zetten.”