Nog iedere dag overlijden Nederlanders door het dodelijke coronavirus. Deze keer een eerbetoon aan Selim Karar (58) uit Bergen op Zoom, een stad in de Nederlandse provincie Noord-Brabant.
Zijn zoon Cagri: “Mijn vader is geboren in Turkije en heeft gestudeerd in Istanbul. Toen hij mijn moeder leerde kennen, die al in Nederland woonde met haar ouders, zijn ze samen gaan wonen in Brabant. Hij heeft van alles gedaan om hier zijn leven op te bouwen. Zo werd hij conducteur, heeft hij een tijdje op het land gewerkt, kreeg hij een baan in een restaurant en uiteindelijk besloot hij 22 jaar geleden zelf een restaurant te beginnen, vernoemd naar zijn geboorteplaats Antiochia.
Daarmee werd hij de eerste persoon die döner kebab verkocht in Bergen op Zoom.
Omdat hij jaar in jaar uit, zeven dagen per week, twaalf uur per dag, keihard werkte, werd zijn zaak een succes. Toen hij in december een paar dagen naar Turkije moest, zou ik er even op passen.
Maar mijn vader raakte zonder het te weten in Turkije besmet, kwam terug naar Nederland, maar kwam nooit meer terug in zijn zaak.
Zonder te twijfelen heb ik de zaak nu samen met mijn broertje overgenomen, in de hoop dat het hem trots zal maken. Ook al zal ik dat nooit meer van hem kunnen horen.”
“Mijn vader wist dondersgoed dat er een virus rondwaarde, maar hij was ervan overtuigd dat hij sterk genoeg was om corona te overleven, mocht hij het oplopen. Een paar maanden geleden had hij namelijk nog een volledige medische check gehad: hij was kerngezond.
‘Pap, je kunt beter later gaan, nu met het coronavirus is dat niet verstandig’, zei ik nog tegen hem toen hij mij vroeg een ticket voor hem te boeken.
Maar hij stond erop, hij zou gewoon even snel op en neer gaan om bij de notaris vast te leggen dat hij het huis van zijn overleden vader en moeder zou overnemen.
Hij zou dat huis later gaan verbouwen, het moest een plek worden waar we tijdens vakanties met het hele gezin konden verblijven. En een plek waar hij van zijn pensioen zou gaan genieten.
Hij had namelijk een hele simpele droom: over een paar jaar gaan genieten van de rust, en dan met een goede Mercedes om de drie maanden naar Turkije rijden.”
“Maar dit keer kocht ik dus geen ticket voor hem, ik vond dat hij later moest gaan. Maar helaas belde hij ’s avonds om elf uur op om te zeggen dat hij zelf een ticket had geboekt. Hij was koppig, eigenwijs, deed wat hij zelf wilde. Soms pakte dat goed uit, maar dit keer niet.
Hij was een week in Turkije toen hij daar ziek werd. Van mijn tantes die daar wonen, moest hij naar het ziekenhuis. Hij ging er vanuit dat hij gewoon een griepje had, aan corona werd niet eens gedacht.
“De dag dat hij de uitslag terugkreeg – positief getest -, werd hij heel erg ziek. De huisartsenpost werd gebeld en de huisarts kwam ’s avonds langs. Het zuurstofgehalte in het bloed zat nog maar op 50 procent.
‘Je moet echt naar het ziekenhuis, je bent doodziek’, zei de dokter. Maar dat is het gemene van corona: Je lichaam is doodziek, maar je hebt dat zelf niet helemaal door.
‘Ik ben niet ziek’, zei mijn vader. ‘Ik wil niet naar het ziekenhuis, het gaat goed met me’.
We stonden erop dat hij toch ging en belden een ambulance. Uiteindelijk mocht ik met hem mee en zo belandden we samen opeens op de spoedeisende hulp. Hoe kan mijn vader, zo’n gezonde man, nu opeens aan de beademing liggen? Ik vond het allemaal zo gek.”
“Hij heeft een paar dagen aan de beademing gelegen totdat het op 5 december niet meer ging op de gewone afdeling. ‘Als we nu niets doen, dan zal hij deze nacht overlijden’, vertelde de arts ons.
We kregen nog een kwartier om afscheid te nemen. In dat kwartier hebben we vooral nog gelachen samen.
‘Je bent nog niet van mij af hoor’, zei hij nog. Niemand van ons besefte dat dit het einde kon zijn.
Volgens alle statistieken, en volgens de artsen en verpleegkundigen, had mijn vader een hele goede kans om beter te worden.
Daarom dachten we dat alles wel goed zou komen.”
“We kregen de dagen daarna ook goede signalen uit het ziekenhuis. De verpleegkundigen zeiden ons dat het wel goed ging komen met hem, we waren daarom erg opgelucht.
Op 24 december had ik 18 dagen achter elkaar mijn vader bezocht. Het waren hele lange dagen, waardoor ik op kerstavond zei: ‘Misschien sla ik vandaag even over.’ Uiteindelijk ben ik toch gegaan, ook al kon ik daardoor nog maar een kwartiertje bij mijn vader zijn. Ik voelde dat ik er toch heen moest.”
Ik heb lang moeten wachten voordat er uiteindelijk een arts naar mij toekwam. ‘Er is bloed opgehoopt in zijn hoofd, zijn reflexen werken niet meer. Er is iets niet goed, je moet je gaan voorbereiden op het slechtste scenario’.
Ze gingen terug naar mijn vader en even later kreeg ik een officieel gesprek. Mijn vader leefde nog, maar dat kwam alleen nog door de apparaten. Zodra die uit zouden gaan, zou mijn vader overlijden.
Hersenbloeding
Hij had een hersenbloeding gekregen door het coronavirus, er was niets meer aan te doen.
“De artsen hebben vervolgens alles uitgelegd en vertelden dat ze later die nacht de apparaten zouden uitzetten. Mijn moeder kon niet geloven dat het over was, na 35 jaar huwelijk.
Zij had de voeten van mijn vader vastgehouden en die waren nog warm, ze voelde zijn hart nog bonken.
Mijn oom en ik waren aanwezig bij dat laatste moment, om 2 uur ’s nachts. Mijn hand lag op mijn vaders hart toen het uiteindelijk stopte met kloppen. Toen kwamen bij mij ook de tranen. Dat je iemands laatste hartslag voelt, is heel erg moeilijk.
Mijn vader is uiteindelijk op 58-jarige leeftijd overleden. Op 25 december, de enige dag van het jaar dat hij niet hoefde te werken, dat zijn zaak even dicht was, dat hij de hele dag bij zijn gezin kon zijn.”
“Toevallig hadden we het vorig jaar gehad over de vraag waar hij begraven zou willen worden: in Turkije of in Nederland. Zijn wens was om naast zijn ouders te liggen, in het dorp waar hij was geboren.
Ondanks dat we dat dus wisten, was het een moeilijke beslissing voor ons. De coronapiek was in Turkije namelijk nog steeds erg hoog, met de familie daarnaartoe gaan zou een groot risico zijn.
Daarom besloten we dat ik alleen naar Turkije zou gaan om mijn vader te begraven. In Nederland hebben we natuurlijk ook een afscheid gehad, waarbij hij nog één keer langs huis reed. In een Mercedes.
In zijn restaurant was een bloemenzee ontstaan. Mijn vader was een bekendheid in Bergen op Zoom, nadat de cafés waren gesloten, stond het er altijd vol met Bergenaren die kwamen eten en een praatje wilden maken met mijn vader.
Dat deed hij graag, hij hield ervan om eindeloos met hen te discussiëren over het leven. En met carnaval stond hij dan in zijn kiel, en proostte hij mee op het leven.
Al die bezoekers, honderden mensen, jong en oud, hebben in zijn restaurant afscheid van hem genomen.”
“Daarna is mijn vader voor de laatste keer naar Turkije gevlogen en heb ik hem op 31 december begraven in zijn geboortedorp, op een puntje van een berg, naast zijn vader, moeder en neefje. Toen ik daar was, in Turkije, dacht ik dat dit het was. De begrafenis was achter de rug en ik zou mijn leven nu weer kunnen oppakken. Maar toen ik terugkwam in Nederland had ik niet verwacht dat er nog zo veel op me af zou komen.
We hadden namelijk al snel besloten om het restaurant van mijn vader weer te openen, ter ere van hem. Maar mijn vader bleek werkelijk alles zelf te doen in de zaak, hij besteedde niets uit.
Het was daarom voor mij net een DaVinceCode om de zaak over te nemen. Ik moest met handgeschreven papiertjes uitzoeken hoe de leveranciers werkten, wat zij voor informatie nodig hadden.
“Mijn moeder heeft het trouwens ook nog erg moeilijk. Logisch, haar hele ritme is kwijt. Zo lag mijn moeder jarenlang ’s nachts op de bank op mijn vader te wachten tot hij thuiskwam van het werk. Dan gingen ze daarna samen naar bed. Nu ligt ze op de bank, maar ze wordt niet meer wakker gemaakt door mijn vader.
Het is fijn dat mijn broertje en ik die plek kunnen behouden, een plek waar we altijd aan mijn vader kunnen denken. We weten dat het hem blij zou maken als hij wist dat zijn twee zonen nu in zijn zaak staan. Maar dat hij het nooit meer kan zien, zal voor altijd moeilijk blijven.”