Turkije was ooit de belangrijkste verdediger van de Oeigoerse zaak. Het land gaf Oeigoerse emigranten gemakkelijk burgerschap en sprak zich uit tegen hun mishandeling. Door de recente economische toenadering tussen Turkije en China heeft Ankara haar etnische broeders echter in de steek gelaten.
“Als je nu niet thuiskomt, ga je je vaderland nooit meer zien.” Memet Atawulla ontving afgelopen mei dat dreigement op WeChat, de belangrijkste berichtendienst van China. Het bericht was geschreven in de Oeigoerse taal, maar hij wist meteen dat het verstuurd was door de Chinese geheime diensten.
“Ze wilden dat ik terug zou gaan,” legt Atawulla uit terwijl hij een frisdrankje drinkt in een hip café in Ankara. Hij is oorspronkelijk afkomstig uit de oasestad Hotan in Xinjiang, in het noordwesten van China, en verhuisde in 2016 met een studiebeurs naar Turkije om een masterdiploma te behalen.
“Toen ik de geheime agenten vertelde dat ik hier verbleef, zeiden ze dat ze me met rust zouden laten als ik meewerkte.” Zoals bij veel Oeigoeren die in het buitenland wonen, vroegen de Chinese geheime diensten Atawulla om een informant voor hen te worden. Hij weigerde en is nu zeker dat hij gearresteerd zal worden indien hij terug naar huis zou reizen.
Heropvoedingskampen
De twee jongere broers van Atawulla zijn al geplaatst in wat China heropvoedingskampen noemt. In maart 2018 werd zijn moeder in hechtenis genomen. “Dat is wat ze [de Chinese autoriteiten] doen met Oeigoeren die familieleden in andere landen hebben,” zegt hij.
Zijn familieleden behoren tot de naar schatting 1 miljoen moslims – voornamelijk Oeigoeren, maar ook Kazachen – die naar interneringskampen zijn gestuurd sinds China in 2016 haar greep op minderheden heeft verscherpt. Terwijl Beijing stellig beweert dat de kampen werden opgezet om islamitisch extremisme te bestrijden, hebben mensenrechtenorganisaties de kampen bestempeld als indoctrinatiecentra met als ware doel de identiteit van de Turkstalige moslimminderheden in het land te ondermijnen en hun toewijding aan de islam te ontwrichten.
Atawulla kwam naar Turkije met een duidelijk standpunt over de Oeigoerse kwestie: een bestendige broederschap.
Culturele en linguïstische gelijkenissen hebben lange tijd de Turken en Oeigoeren verenigd. Ze zien elkaar als verre zij het vertrouwde neven en nichten. Turkse nationalisten beschouwen de Oeigoeren, samen met de andere Turkse volkeren, als de etnische broeders van Turkije. Vanwege dergelijke banden was Ankara altijd de belangrijkste verdediger van de Oeigoerse zaak op het wereldtoneel.
Toen het nieuws over de massale arrestaties in China bekend werd, was Atawulla dus verbijsterd om de stilte van de Turkse regering te zien.
Tot nu toe was Turkije niet alleen een van de weinige landen die zich uitsprak voor de situatie van de Oeigoeren, maar ze had ook een opendeurbeleid voor hen gevoerd.
“Oost-Turkestan”
In 1949, na de Chinese invasie van de regio die door de Oeigoeren “Oost-Turkestan” wordt genoemd, nam Turkije haar eerste golf van Oeigoerse vluchtelingen op. In 1952 werden ongeveer 1.850 van hen ondergebracht in toegewezen wijken in de steden Istanbul en Kayseri. In 1961 verwelkomde Turkije nog eens 2.000 Oeigoerse families die eerst naar Afghanistan waren gevlucht nadat ze uit China verdreven waren door een decreet dat bepaalde dat personen met een in het buitenland geboren ouder het land moesten verlaten.
Wijken zoals Zeytinburnu in Istanbul kwamen bekend te staan als Oeigoerse buurten, boordevol restaurants die de gebruikelijke laghman en pilaf van de gemeenschap serveren.
Onder deze emigranten bevond zich Isa Alptekin, de de facto leider van de Oeigoerse nationalistische beweging in ballingschap gedurende het grootste deel van de 20e eeuw. De Turkse regering bood onderdak aan Alptekin tot zijn dood in 1995.
“Sinds de tijd van Atatürk was het voor ons een stuk gemakkelijker om naar hier te verhuizen en staatsburgerschap te verkrijgen in vergelijking met andere immigranten,” stelt Erkin Emet, professor in de Oeigoerse taal aan de Universiteit van Ankara en secretaris van het Oeigoerse Wereldcongres, een in München gevestigde organisatie opgericht in 2006.
In 2009, nadat er gewelddadige rellen uitbraken tussen Han-Chinezen en Oeigoeren in Urumqi, vergeleek Recep Tayyip Erdogan, toenmalige premier, de slechte behandeling van de Oeigoeren met genocide. In januari 2015 intervenieerde Turkije in Thailand om 500 Oeigoeren te redden die uit China waren ontsnapt en door de Thaise politie in een mensensmokkelkamp waren ontdekt. China beschuldigde toen de Turkse consulaire diensten ervan de Oeigoeren te helpen bij hun ontsnapping uit Thailand en Maleisië door hen valse paspoorten te verstrekken.
Afstand van Oeigoerse broeders
Echter, de laatste tijd lijkt Ankara afstand te hebben genomen van het lot van hun Oeigoerse broeders.
“Sinds een paar jaar is Turkije gestopt met het uitdelen van paspoorten of verblijfsvergunningen aan Oeigoeren,” zegt Emet. “Nu zijn we onderworpen aan dezelfde regels als alle andere immigranten.”
De president [Erdogan] fulmineert tegenwoordig ook niet meer tegen de Chinese “onderdrukkers” en de regeringsgezinde media negeren op overduidelijke wijze nieuwsberichten over de Oeigoeren.
Deze drastische beleidsverandering gaat hand in hand met een toenadering tussen Turkije en China. Nu de Turkse regering de economische banden met China via het ‘Belt and Road Initiative’ verdiept en directe investeringen verwelkomt, lijkt zij toe te geven aan de druk van Beijing.
3,6 miljard dollar
“Na de economische crisis hier heeft de Chinese regering Turkije een lening van 3,6 miljard dollar verstrekt,” aldus Emet. “Daarom heeft niemand gereageerd op de gruweldaden in de kampen.”
Zoals veel Oeigoeren voelt Abduweli Ayup zich verraden door hun traditionele beschermheer. “De Chinezen vervolgen ons omdat we Turkse gerechten eten, Turkse kleren dragen en Turkse liederen zingen,” zegt hij in een café in Fatih, op een steenworp afstand van de historische wijk van Istanbul.
“Erdogan zegt altijd dat hij de onderdrukte moslims in de wereld verdedigt. Waarom doet hij dan niets voor ons?” vraagt hij luidkeels.
Ayup, een taalkundige, had tot zijn arrestatie in augustus 2013 gewerkt aan het opzetten van een netwerk van Oeigoerse scholen. Hij werd opgesloten op grond van beschuldigingen van deelname aan separatistische activiteiten vooraleer hij in november 2014 werd vrijgelaten. Toch werden zijn scholen gesloten en de Chinese ambtenaren hielden elke beweging die hij maakte nauwlettend in de gaten.
Ayup verhuisde naar Turkije in 2015 in de hoop om wat respijt te vinden, maar het mocht niet baten. Tijdens zijn laatste interview met een journalist realiseerde hij zich dat er twee Chinese spionnen achter hem zaten. Toen Ayup vervolgens werd gevolgd en bedreigd, vielen zijn hulpkreten bij Turkse functionarissen in dovemansoren.
“Ze storen me de hele tijd en vragen me om terug te gaan naar China. De Chinese ambassade trok mijn paspoort in zodat de spionnen me kunnen chanteren. Ze zeiden dat ze het zullen verlengen als ik meewerk. Ik kan de politie hier niet om bescherming vragen; het is algemeen geweten dat hen bellen nutteloos.”
Ayup zit nu staatloos vast in Turkije, hoewel hij zich daar niet veilig voelt. Hij vreest dat de Turkse autoriteiten actiever zullen samenwerken met de Chinese inlichtingendiensten en zou onmiddellijk naar Duitsland vertrekken als hij dat kon.
Twee maanden geleden ontdekte hij dat zijn twee zussen en één van zijn broers in kampen waren gegooid. Het onderwerp doet hem in tranen uitbarsten.
Op de vraag waarom hij denkt dat Turkije zijn volk in de steek heeft gelaten, pauzeert en zucht Ayup. “Geld is slecht,” zegt hij.
Killian Cogan
Al-Monitor
T.A.
‘Made in China’ kledij geproduceerd door miljoen Turkse slaven in textielfabrieken in China
China doet er alles aan om groei van Turkse diaspora te verhinderen