De winter komt er aan, en dus ook het griepseizoen. Dat zorgt voor heel wat onzekerheid, want de symptomen van griep en van COVID-19 lijken op elkaar.
Daardoor wordt de vrees voor superverspreiders groter: mensen die geen symptomen vertonen en daardoor nietsvermoedend veel anderen kunnen besmetten.
Professor Haruk Erksoy van de universiteit van Istanboel vindt dat er een systeem moet komen om superverspreiders op te sporen en te monitoren.
“De Turkse overheid zou hiervoor een speciaal programma kunnen ontwikkelen. Dat zou superverspreiders moeten verhinderen om op drukke plaatsen te komen waar ze het virus zeer gemakkelijk doorgeven.”
Veel landen, waaronder ook Turkije, versoepelden geleidelijk de coronamaatregelen in het begin van de zomer. In Turkije blijft nog wel de verplichting bestaan om op openbare plaatsen een mondmasker te dragen, en om afstand van elkaar te bewaren.
Veel ondernemingen konden weer open gaan en er was geen wekelijks uitgaansverbod meer. Er staan nog steeds boetes op het niet dragen van een masker en drukke evenementen gaan tot nader order niet door. Mensen die in quarantaine zouden moeten maar zich daar niet aan houden, worden verplicht in isolatie gehouden.
Erksoy bevestigt dat superverspreiders zelf niet weten dat ze besmet zijn, en dat het moeilijk is om hen op te sporen. Het zou volgens hem aan epidemiologen moeten zijn om het risico van superverspreiders te analyseren. Zij moeten ook bepalen hoe vaak een superverspreider kan voorkomen.
Rampzalig
“Vooral in beroepen waar veel contact met mensen is, zouden werknemers geregeld getest moeten worden. Dat gaat dan bijvoorbeeld over kassières, werknemers van het openbaar vervoer of mensen in de dienstensector. Als in die sectoren een superverspreider opduikt, kan dat rampzalig zijn. Als we hen kunnen opsporen, kunnen we hen beter isoleren”, stelt hij.
Volgens onderzoeken bepaalt het gestel van een persoon of die een superverspreider kan worden of niet. Sommige mensen kunnen, afhankelijk van de gesteldheid van hun immuunsysteem of het aantal virusreceptoren dat ze hebben, meer virusdeeltjes verspreiden dan anderen.
Een groep Amerikaanse wetenschappers concludeerde in 2019 dat sommige mensen meer druppeltjes verspreiden bij het praten, en die druppeltjes zijn een belangrijke bron van besmetting met COVID-19.
Logischerwijs wordt het virus ook meer verspreid door socialere mensen, want zij hebben meer contacten. Ook slecht gewassen handen zijn een belangrijke bron van besmetting.