De 41-jarige Judith Muijen-Sengul uit Borne, een plek in de Nederlandse provincie Overijssel, werkt en woont al al heel lang op het Turkse schiereiland Bodrum.
Judith en haar Turkse echtegenoot werken beiden in het toerisme. Ze hopen op een zomer met duizenden vakantiegangers, maar of dat gaat lukken is nog spannend.
Hoe komt een meisje uit Borne in Bodrum terecht?
“Ik ben in 2001 als reisleidster naar Bodrum gegaan en vond het hier meteen fantastisch. Sinds 2008 woon ik hier permanent. Ik stuurde toen al de reisleiding op deze bestemming aan en werd in 2011 door Sunweb gevraagd dat voor al hun merken in heel Turkije te doen.”
Het leven in Bodrum bevalt je?
“Ja, heel erg. We wonen aan de rand van een groene berg met berggeitjes en adelaars. Het werk is soms hectisch, maar het leven is relaxed; we barbecueën veel met de buren en vrienden, gaan lekker naar strand en genieten van de natuur. Ik ben getrouwd met Murat, een man van 1,96 meter. Da’s best bijzonder hier, zo’n lange man.”
Hoe is de toestand nu in Turkije?
“Code rood is nog steeds van kracht, maar er zijn gelukkig al wel weer toeristen. Vooral uit Oekraïne en Polen. Er is hier in maart/april een hoge coronapiek geweest. Achteraf gezien is alles te snel weer open gegaan na de tweede lockdown. Daardoor moesten we begin mei opnieuw in lockdown. Die heeft zeventien dagen geduurd. Sinds afgelopen dinsdag mogen de restaurants weer tot 21.00 uur open, maar de avondklok van 22.00 uur is nog wel van kracht.
Qua vaccineren gaat het redelijk goed. In Nederland zijn de veertigers nu aan de beurt, hier zijn ze nog bezig met de vijftigers. Werknemers in de toeristenindustrie krijgen voorrang. We kijken hier wel vol verbazing naar de heftige discussies in Nederland over wel of niet vaccineren. Dat speelt hier nauwelijks.”
Eens een Tukker, altijd een Tukker?
“Ja, in hart en nieren. Nederland en Twente zijn belangrijk voor mij. Ik kan hier via de schotel Nederlandse tv kijken en er zijn hier meer dan twintig kinderen uit Nederlands-Turkse huwelijken die Nederlandse les krijgen. Zo krijgen de kinderen van beide culturen alles mee. Ik vind het belangrijk dat onze jongens, Kaya (6) en Noah (2), ook goed Nederlands leren, zodat ze ook met opa en oma in Borne kunnen praten.
Anderhalf jaar geleden hoorde ik rond kerst, vlak voordat we naar Nederland zouden vliegen, op de luchthaven het lied ‘Op hoes an veur Kesmis’ voor het eerst. Toen schoten me de tranen in de ogen. Dat gevoel is nog heel sterk.”