De overschrokken onverzettelijkheid van Atatürk wordt nog steeds uitvoerig zowel in de literatuur als in monumenten in herinnering gebracht. Dat geldt ook voor zijn ridderlijkheid en humane houding tegenover de vijand.

Nog steeds worden de aan hem toegeschreven woorden over de gesneuvelde Mehmets en de Johnnies die in hun hoogste offer verenigd zijn en altijd door Turkije worden geëerd, constant herhaald in allerlei publicaties én op de grote nieuwe gedenkstenen op Gallipoli.


Aan de helden die hun bloed vergoten en hun leven verloren. Jullie liggen nu in de aarde van een bevriend land. Rust dus in vrede.

Er is voor ons geen verschil tussen de Johnnies en de Mehmets waar zij naast elkaar liggen in ons land. Jullie, moeders, die hun zonen zonden van verre landen, droog jullie tranen.

Jullie zonen liggen nu in onze grond en rusten in vrede.

Nadat ze hun leven verloren hadden in dit land zijn zij ook onze zonen geworden.


Deze tekst werd in 1934 tijdens een bezoek van de Turkse minister van Binnenlandse Zakan, Sükrü Kaya aan Gallipoli uitgesproken. Volgens de minister waren de woorden hem gedicteerd door Atatürk. Deze zou hem voor de reis hebben gezegd dat hij in zijn toespraak niet alleen de Turkse martelaren moest herdenken, maar alle helden die daar waren gevallen.

Bron: Het epos van Gallipoli, p.194 – 195