Joden in Istanbul proberen hun voorvaderlijke taal te redden
Dora Beraha is 90 jaar. Wat zij nu het meest betreurt, is dat ze de taal van haar voorouders niet heeft doorgegeven. Ze spreekt Ladino, een taal die 500 jaar oud is en nog door de Joden uit Istanbul wordt gesproken. Inmiddels is het Ladino wel met uitsterven bedreigd. “Zal er na ons nog iemand zijn die het Ladino zal spreken?” vraagt Beraha zich af. “Dat is niet waarschijnlijk. Het is waarschijnlijker dat de taal verdwijnt.”
Het Ladino ontstond vanaf 1492 toen de Joden uit Spanje werden verdreven. De taal is een unieke mix van het Castiliaans uit de Middeleeuwen en het Hebreeuws, met invloeden van Turks, Arabisch en Grieks. Veel van die Joden die uit Spanje verdreven waren, kwamen terecht in het Ottomaanse rijk, en nu woont in Turkije de grootste Joodse gemeenschap in het Midden-Oosten, exclusief Israël. Sommige van de 15.000 Turkse Joden proberen nu hun taal, het Ladino, te behouden. “We moeten keihard ‘vechten’ om de taal te kunnen spreken en beheersen”, klinkt het in de gemeenschap. Het Ladino werd van generatie op generatie doorgegeven en het hoogtepunt van de taal werd bereikt in de 19e eeuw. Daarna schakelden de Ottomaanse Joden steeds vaker over naar het Frans.
Toen in de jaren 1920 het moderne Turkije tot stand kwam, werden talen en culturen van minderheden doelbewust onderdrukt. Een slogan van de nieuwe republiek was dan ook: “Burgers, spreek Turks.” Daarom besloot Beraha haar kinderen geen Ladino te leren zodat zij perfect geïntegreerd konden worden in de Turkse samenleving. “We wilden dat ze succes hadden in het leven.”
Doordat Turkije neutraal bleef tijdens de Tweede Wereldoorlog, bleven de Turkse sprekers van het Ladino gespaard van de vervolgingen die hun Joodse broeders elders zwaar troffen. Vandaag zijn de meeste Ladino-sprekers bejaard. Volgens de Unesco zijn ze nog met meer dan 100.000. Die wonen vooral in Israël. Tienduizenden Joden uit het voormalige Ottomaanse rijk zijn daar ondertussen naartoe geëmigreerd.
Technisch gezien verwijst de term “Ladino” naar een andere taal die de Spaanse Rabbi’s gebruikten om Hebreeuwse teksten aan te leren, maar de naam geraakte synoniem met Judeo-Spaans, Judesmo of Spanyolid.
Redden van de taal
Karen Sarhon is 61-jaar en heeft haar leven geweid aan het redden van de taal. Ze is het hoofd van het Centrum voor cultureel onderzoek naar de Sefardische cultuur. Daarnaast geeft ze ook El Amaneser uit, de maandelijkse bijlage in het Ladino bij de Turkstalige krant (Shalom). Volgens Sarhom is er recent steeds meer interesse in het Ladino ontstaan.
“Toen we in 2003 begonnen met El Amaneser was ons blad maar 8 pagina’s dik. Nu vullen we 32 pagina’s. Op dit moment hebben we een oplage van 8.000 exemplaren, die zowel binnen als buiten Turkije gelezen worden”, zegt ze. Ze begrijpt dat het Ladino de strijd tegen nuttigere talen als het Spaans en het Engels verliest, en daarom publiceert ze geregeld tutorials op internet, om zo jongere lezers geïnteresseerd te krijgen.
Ook Can Evrensel Rodrik, een 30-jarige bioloog en een kleinzoon van Beraha, hoopt om het Ladino te behouden. Hij zegt dat geen enkele van zijn neven en nichten het Ladino spreekt, en dat hij zijn grootouders heeft moeten dwingen om hem de taal te leren. Hij vindt dat er ook andere maatregelen nodig zijn om het Ladino tot bij een jonger publiek te krijgen. Zo suggereert hij om een radiozender in het Ladino op te richten, om videogames te vertalen en om het Ladino aan te leren in een Joods centrum voor kinderopvang in Istanbul.
Voor veel Turkse Joden is het Ladino het laatste wat hen nog verbindt met hun Spaanse achtergrond, en die verbinding is aan het verdwijnen. “Al van jongs af aan kreeg ik te horen ‘Vinimos de la España en 1492’”, zegt Evrensel Rodrik, de Spaanse/Ladino uitdrukking gebruikend. “Een belangrijk deel van onze identiteit, van onze cultuur, zal verdwijnen als we het Joodse Spaans verliezen.”