De huurprijzen en de prijzen van onroerend goed in de Turkse provincie Antalya zijn omhooggeschoten sinds het begin van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, omdat Russen en Oekraïners die hun land ontvlucht zijn, liever naar de beroemde badplaats verhuizen.
Minister van Binnenlandse Zaken Süleyman Soylu zei onlangs dat bijna 58.000 Oekraïners in Turkije zijn aangekomen na het uitbreken van de oorlog, terwijl naar schatting ook zo’n 20.000 Russen naar het land zijn gekomen tijdens het conflict.
Antalya, gelegen aan de Middellandse Zee, was al voor de oorlog zeer populair bij Russische en Oekraïense vakantiegangers en trekt elk jaar miljoenen bezoekers uit beide landen.
De stad is ook de thuishaven van een aanzienlijke Russische en Oekraïense bevolking. Ongeveer 29.000 Russen en ongeveer 9.000 Oekraïners wonen in de stad.
Vastgoedmakelaars in Antalya zeiden dat de huur- en huizenprijzen in de stad na de oorlog bijna verdrievoudigd zijn als gevolg van de sterke vraag van Russen en Oekraïners.
Ze zeiden ook dat de maandelijkse huurprijzen in bepaalde buurten van 3.000 Turkse lira (184 euro) en 3.500 lira (214 euro) naar ergens tussen de 7.000 en 8.000 lira (490 euro) sprongen, en merkten op dat de prijs van een flat van 90 vierkante meter steeg van 1,5 miljoen lira naar tussen de 3,5 miljoen en 4 miljoen lira.
Terug naar hun land
Een makelaar merkte echter op dat Russen en Oekraïners meestal de voorkeur geven aan het huren van huizen boven het kopen ervan, omdat zij hopen over een jaar naar hun land terug te keren.
Plaatselijke bewoners verhuren hun huizen liever aan Russen en Oekraïners omdat zij een jaar huur vooruit betalen, zeiden zij.
Nu zijn alle Russen en Oekraïners rijk genoeg om zich die prijzen te kunnen veroorloven, zei Serkan Şahin, een makelaar. Hij herinnert zich een geval waarin 300 Oekraïense vakantiegangers in Antalya waren gestrand nadat de oorlog was uitgebroken.
“Ze zaten krap bij kas, en acht mensen wilden samen een appartement met één slaapkamer huren. Dat was natuurlijk onmogelijk,” zei Şahin.
Bron: Hürriyet
