Een Turks restaurant mag zichzelf niet meer ‘Kebapci Den Haag’ noemen, omdat dat merk al door een andere Amsterdamse restaurant is geclaimd.
Volgens de Hagenezen is de term een algemeen gebruikte aanduiding voor kebabhuis, zoals slagerij of bakkerij.
Eerder dit jaar openden de Haagse ondernemers hun Turkse restaurant, onder de naam Kebapci Den Haag, en met een logo van een gestileerd stierenhoofd.
Niet veel later werden zij door de eigenaren Kebapci Amsterdam gesommeerd om de naam en het logo te veranderen.
Zowel naam als logo zouden namelijk te veel overeenkomen met het gedeponeerde naam- en beeldmerk van hun restaurant, dat al enkele jaren geleden was geopend.
De ondernemers uit Den Haag gaven geen gehoor aan de eis, en werden door de Amsterdammers voor de rechter gesleept.
Tijdens de rechtszaak voerden de Hagenezen aan dat Kebapci een algemeen Turks woord is voor een ‘kebabhuis’.
De term zou vergelijkbaar zijn met bakker, en daarom niet kunnen worden geclaimd als merknaam.
De Amsterdammers ontkennen dat; volgens hen moet je Kebapci lezen als ‘de kebabmaker’.
Uit een gisteren openbaar geworden uitspraak blijkt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de Amsterdammers gelijk heeft gegeven.
De rechter wijst erop dat de Nederlandse consument de Turkse taal niet machtig is, en Kebapci niet zal lezen als een algemene aanduiding.
Daarmee is zowel het logo als de naam onderscheidend genoeg, en plegen de Haagse restauranthouders merkinbreuk.
Als zij het gebruik van het naam- en beeldmerk niet staken, moeten zij hun Amsterdamse tegenpartij een dwangsom van 1000 euro per dag betalen, die kan oplopen tot 75.000 euro.
Ook moet het Haagse restaurant opdraaien voor bijna 7200 euro aan juridische kosten van het Amsterdamse Kebapci.
Bron: Nederlandse media