Washington leeft permanent in verhoogde staat van paraatheid. Politieke analisten, beleidsmakers en journalisten zijn continu op hun hoede voor een eventuele grote ramp die de Verenigde Staten zou kunnen overkomen. Dat was ook de voorbije weken het geval, want velen waren ervan overtuigd dat Turkije zou binnenvallen in Noordoost-Syrië.
De Washington Post schreef dat het bij de regering-Trump alle hens aan dek was om datgene te voorkomen wat gegarandeerd op een ramp zou zijn uitgedraaid. De analisten hadden het in hun nieuwsbulletins over “indicatoren” dat het machtige Turkse leger klaar stond om de grens met Syrië over te steken. Uiteindelijk gebeurde er niets.
Het zou heel goed kunnen dat de ervaren Amerikaanse diplomaten een Turkse invasie hebben kunnen voorkomen. Dat blijkt uit een akkoord over Noordoost-Syrië, dat de Turkse en Amerikaanse onderhandelaars met elkaar sloten op 7 augustus. Maar het is ook niet zonder reden dat Ankara triomfantelijk beweert dat het akkoord toont hoe gemakkelijk Washington zich heeft geplooid naar hun wensen.
Misschien waren Turks president Recep Tayyip Erdoğans dreigementen met een inval wel bluf; misschien was het een onderhandelingstactiek die hij te kwader trouw inzette. Het is vreemd dat zo weinigen rekening gehouden hebben met die mogelijkheid. De Turkse president doorziet Washington maar al te goed. Hij wist dat hij veel mensen voor zijn kar kon spannen door ermee te dreigen het strategisch partnerschap tussen Turkije en de VS op te blazen. Dat partnerschap heeft decennialang de bilaterale relaties bepaald. Het houdt in dat beide landen in grote lijnen dezelfde doelstellingen hebben op vlak van buitenlands beleid en een gemeenschappelijke visie op hoe die doelen te bereiken. Erdoğan weet dat het partnerschap eigenlijk al dood is, en hij doet graag zijn voordeel met het feit dat sommige Amerikanen dat nog niet weten.
Zeker, het was niet helemaal onrealistisch om te geloven dat de Turken zouden binnenvallen in Syrië. Sinds januari 2018 heeft Erdoğan er al acht keer mee gedreigd om het Turkse leger het bevel te geven tot een invasie. De laatste drie waarschuwingen dateren van eind juli of begin augustus van dit jaar. En Erdoğan is meestal een man van zijn woord. In de nazomer van 2016 kwamen de Turken met operatie-Bescherming Eufraat, op Syrisch grondgebied, en begin 2018 bezetten ze – samen met het Vrije Syrische Leger – Afrin.
Turken hebben een motief
En het belangrijkste: de Turken hebben een motief. De Syrisch-Koerdische strijdkrachten die zich de Eenheden ter Bescherming van het Volk (YPG) noemen – het belangrijkste doelwit van een mogelijke Turkse inval – hebben nauwe banden met de PKK, een terroristische groepering die al bijna 40 jaar op voet van oorlog leeft met Turkije. Zowel de Turkse leiders, de meerderheid van de Turkse bevolking als bijna alle westerse analisten geven dat toe.
Desondanks zou elke objectieve analyse redenen genoeg hebben aangevoerd om te geloven dat de Turkse dreigementen bluf waren, bedoeld om toegevingen af te dwingen van Washington. In eerste instantie was de invasie niet noodzakelijk. Het gebied dat door de Koerden Rojava (West-Koerdistan) wordt genoemd, is al verdeeld. Turkije controleert een gebied van Jarabulus in het oosten tot de Turkse grens in het westen. Zo lang de Turken daar blijven, en er zijn geen aanwijzingen dat ze van plan zijn te vertrekken, zullen de Koerden al hun gebieden, waar ze graag een eigen staat van zouden maken, niet kunnen verenigen.
Kwetsbaarder maken voor terrorisme
Ten tweede: ondanks alle grootspraak van Erdoğan zijn de Turken altijd vrij voorzichtig geweest in Syrië. De angst en woede van Turkije rond het grensoverschrijdend terrorisme is zeker begrijpelijk, maar waarschijnlijk zou een grootschalige militaire operatie in Syrië de Turken juist kwetsbaarder maken voor terrorisme. De Koerden zouden immers uit zijn op vergelding. Alleen al de ontgoochelingen die Israël heeft opgelopen bij de inval in Libanon volstaan voor de Turken om hen de risico’s van zo’n interventie te doen inzien. Datgene waarmee Erdoğan nu dreigt – troepen ontplooien ten oosten van de Eufraat – is van een andere orde en moeilijker uitvoerbaar dan de beperktere acties die de Turken (met pro-Turkse Syrische milities voorop) in het recente verleden hebben ondernomen. Het is duidelijk dat Turkije een hoogwaardig en heel deskundig leger heeft, maar het riskeert zich vast te rijden in een uitzichtloos conflict met de YPG in Syrië. De Turkse troepen moeten eerst de PKK op eigen bodem overwinnen, dus waarom zouden hun strategen er al van dromen om de YPG in Syrië de doodsteek toe te brengen? Dat deden ze waarschijnlijk niet, en dat is één van de redenen waarom Turkije niet is binnengevallen en dat waarschijnlijk ook nooit van plan is geweest.
Voordeel bij de Amerikaanse aanwezigheid
Ten slotte hebben de Turken voordeel bij de Amerikaanse aanwezigheid in Noordoost-Syrië; men kiest er enkel voor om niet op die manier te werk te gaan. Het maakt het gemakkelijker voor Erdoğan om te bluffen (en electoraal te scoren in eigen land) zonder ooit een soldaat het veld in te hoeven sturen. Als het kleine aantal Amerikaanse troepen daar niet was, zou Erdoğan waarschijnlijk niet zo krijgslustig zijn, want de Syrische realiteit zit Turkije in de weg. De Amerikaanse aanwezigheid in Syrië komt Erdoğan goed uit. Hij kan Washington de loef afsteken en houdt de schijn op sterk te zijn, maar moet zijn herhaalde beloftes om binnen te vallen niet waarmaken.
De hele situatie maakt duidelijk dat de VS zich in en wat vreemde positie bevindt wat betreft de bilaterale relaties met Turkije. Het is overduidelijk dat Turkije geen strategische partner van de VS is en dat ook niet wil zijn, maar toch willen sommige analisten en beleidsmakers wanhopig het tegendeel geloven. Turkije wordt van groot belang geacht in de machtsstrijd met Rusland en China, waarin de VS verwikkeld is, en in de confrontatie met Iran. Maar datzelfde land heeft Iran geholpen om aan de sancties te ontkomen, heeft een Russisch luchtafweersysteem gekocht waarmee je Amerikaanse vliegtuigen kunt neerschieten en blijft doof voor de smeekbeden van Chinese moslims in gevangenenkampen.
Analisten en beleidsmakers proberen vaak weg te redeneren dat Turkije in feite inspanningen doet om het Amerikaanse beleid te bemoeilijken of te ondermijnen. Daarbij stellen ze de VS verantwoordelijk voor de verslechterende bilaterale relaties en suggereren ze vaak dat de Turkse leiders zich enkel bezighouden met binnenlandse aangelegenheden, en dat wat zij doen dus genegeerd kan worden. Dat leidt onvermijdelijk tot beleidsbeslissingen die naar het absurde neigen. Het was een adequate beslissing van de VS om Turkije te schrappen uit het F35-gevechtsvliegtuigenprogramma, toen Ankara het Russische luchtafweersysteem S-400 kocht. Maar Turkije werd niet gestraft, zoals de Akte ter Bestrijding van Amerika’s Tegenstanders door Sancties vereist. In tegendeel, sommige beleidsmakers opperden het idee om Ankara een vrijhandelsakkoord aan te bieden als Turkije de S-400 niet in gebruik zou nemen.
Herinner u dat Turkije er recent mee dreigde om Syrië binnen te vallen, ongeveer op hetzelfde moment dat het debat over de wet op sancties op gang kwam. Erdoğans gebulder veranderde snel de toon van de gesprekken. In het gehakketak dat daarop ontstond, zochten de Amerikaanse beleidsmakers naar manieren om te voorkomen dat de Turken iets zouden doen wat ze waarschijnlijk toch niet van plan waren. Dat nam de vorm aan van een drieledig akkoord, waarin de VS wordt opgeroepen om “de kwesties aangaande de nationale veiligheid van Turkije ter harte te nemen,” een gezamenlijk operatiecentrum in Zuidoost-Turkije uit te bouwen en een veilige zone in Noord-Syrië te creëren. Het effect van dit akkoord zal vermoedelijk zijn dat de Verenigde Staten nog nadrukkelijker aanwezig zullen zijn in Syrië en verantwoordelijk gesteld zullen worden voor de veiligheid van Turkije. De Turken proberen al geruime tijd om de VS tot deze engagementen over te halen.
Dit is een grote overwinning voor Erdoğan. De Turkse leider speelt waarschijnlijk geen poker, maar dat zou hij misschien beter wel doen.