Athene heeft volgens het Verdrag van Lausanne “niet het recht” de islamitische hoofdgeestelijke, of mufti, van de in Griekenland wonende moslims te benoemen, zei de president van Turkije op 16 april.
“Hoe kunt u dat doen? Wij benoemen de patriarch niet”, zei Recep Tayyip Erdoğan tegen verslaggevers in de metropool Istanbul.
Erdoğan zei dat Griekenland niet de “noodzakelijke zorg” betaalt voor het staatsburgerschap van de 150.000 Turken die in West-Thracië wonen en van wie de meesten moslim zijn.
Hij benadrukte dat alleen functionarissen van deze groep, zoals mufti’s en imams, een hoofdmoefti in Griekenland zouden kunnen kiezen.
“Maar helaas kan Griekenland dit niet tolereren en geeft het onze (Turken in West-Thracië) muftis en imams daar niet zo’n autoriteit, en gaat het hen benoemen alsof het zijn eigen ambtenaren zijn, alsof het zijn eigen religieuze functionarissen zijn,” zei hij.
Verdrag van Athene
De verkiezing van muftis wordt geregeld door het Verdrag van Athene van 1913, een Grieks-Ottomaans pact dat in 1920 door Athene ten uitvoer werd gelegd.
Maar in 1991 heeft Griekenland, in strijd met het internationale recht, zijn wet betreffende het verdrag nietig verklaard en is het onrechtmatig muftis gaan benoemen.
De door Griekenland aangestelde mufti’s hebben sedertdien het recht van plaatselijke moslims op jurisdictie in familie- en erfrechtzaken overgenomen.
De meerderheid van de Turkse moslims in West-Thracië erkent de door Griekenland aangestelde muftis niet en kiest in plaats daarvan zelf hun muftis.
Griekenland weigert echter sinds 1991 gekozen mufti’s te erkennen en de autoriteiten hebben enkele geestelijken voor de rechter gedaagd.