Samenvatting: Turkije boycot bepaalde Turkmeense politici, die het onafhankelijkheidsreferendum van 2017 in ‘Iraaks Koerdistan’ steunden. Daarmee zou het zichzelf weleens stokken in de wielen kunnen steken.
Turkije doet er alles aan opdat haar Turkmeense verwanten weer de bovenhand zouden halen in de Iraakse politiek. Maar daarbij begaat het de fout om onderscheid te maken tussen diegenen die op dezelfde golflengte zitten en diegenen die een andere koers willen varen. Tijdens de recente reis van minister van Buitenlandse Zaken Mevlüt Çavuşoğlu naar Irak is het duidelijk geworden dat Ankara niet langer probeert om alle Turkmeense groepen te vertegenwoordigen.
Op 28 april heeft Çavuşoğlu in Bagdad onderhandeld met vertegenwoordigers van het Iraakse regime. Hij heeft er toen op aangedrongen dat de Turkmenen zouden kunnen deelnemen aan het bestuur, wat bij de Turkmenen, die zich de laatste jaren steeds meer uitgesloten voelen, warm onthaald werd. Het optimisme verdween echter snel de volgende dag, toen Çavuşoğlu doorreisde naar Erbil, de hoofdstad van de Koerdische Regionale Regering (KRG). Vier van de vijf Turkmeense leden van het Parlement van Koerdistan mochten niet deelnemen aan de welkomstceremonie voor Çavuşoğlu en zijn ontmoeting met het Turkmeens Front van Irak (ITF), de belangrijkste Turkmeense partij in Irak.
Sommige Turkmenen mochten naar eigen zeggen Turkije zelfs niet binnen.
Eén van hen is Muna Qahwachi, van de Turkmeense Hervormingspartij. Zij werd in februari verkozen tot tweede afgevaardigd woordvoerder van het parlement van Koerdistan. Op 23 mei verklaarde Qahwachi dat haar de toegang tot Turkije geweigerd werd, omdat ze in 2017 het Koerdische onafhankelijkheidsreferendum steunde, en het jaar daarop kritiek had op de Turkse militaire interventie in Afrin, Syrië.
Er is ons ook gemeld dat Turkije aan een aantal andere Turkmeense politici een visum heeft geweigerd. Het gaat onder meer om Abdulkadir Bazergan, de leider van de Turkmeense Hervormingspartij, en Muhammet Ilhanli, voorzitter van de Turkmeense Ontwikkelingspartij en Koerdisch parlementslid.
Volgens Qahwachi ligt het probleem vooral bij het feit dat de ITF Turkse beambten misleiden en bij de houding van het Turks consulaat in Erbil, veeleer dan bij de houding van de Turkse regering in het algemeen.
In een interview met Al-Monitor verklaarde Qahwachi dat ze een jaar geleden geen visum kreeg voor een geplande vakantie met het gezin naar Turkije. “Mijn dienstbode kreeg een visum, maar ik niet. Ik dacht dat het een vergissing was en heb drie keer naar het consulaat gebeld, maar kreeg geen antwoord,” zegt Qahwachi. Daarop vroeg ze een onderhoud met consul-generaal Hakan Karacay. Ze vroeg hem waarom ze geen visum kreeg. “Hij antwoordde dat ik het referendum had gesteund en dat hij ook op de hoogte was van mijn publicaties en mijn werk.”
Qahwachi koos er toen voor om het visumincident niet verder bekend te maken en denkt dat Çavuşoğlu niet eens op de hoogte is. Het feit dat sommige Turkmenen, waaronder zijzelf, niet welkom waren op het programma van Çavuşoğlu in Erbil, komt volgens Qahwachi doordat de ITF, die nauwe banden heeft met Ankara, “met modder gooit” naar andere Turkmeense groepen. Ze herinnerde eraan dat Ahmet Davutoğlu, de vorige minister van Buitenlandse Zaken, een aantal jaar geleden een ontmoeting had met hen in Erbil. “Voor ons zou het een eer geweest zijn om Çavuşoğlu te kunnen begroeten,” zegt ze.
“Ik denk niet dat Turkije een probleem heeft met mij,” voegt ze eraan toe. “Om dat uit te testen, vroeg ik een maand later online een visum aan en ik kreeg een visum voor zes maanden. Dat zouden ze me niet gegeven hebben als Ankara een probleem met me had.”
Als we haar vragen waarom ze het visumincident nu publiek maakt, antwoordt ze: “Ik ben niet de enige. Er zijn nog mensen die geen visum kregen. Abdulkadir Bazergan, bijvoorbeeld, vroeg drie maand geleden een visum aan. Hij diende zijn documenten in via de spoedprocedure, maar kreeg uiteindelijk toch geen visum. En acht maand geleden reisde Muhammet Ilhanli naar Ankara, maar op de luchthaven vertelde men hem dat zijn visum niet meer geldig was en hij werd teruggestuurd naar Bagdad. Anderen werden de eerste keer geweigerd en kregen pas na een tweede aanvraag hun visum. Een overweldigende meerderheid steunde het referendum, maar ze laten enkel ons, de Turkmenen, de prijs betalen.” Ondanks het feit dat in het referendum een grote meerderheid voor onafhankelijkheid stemde, stuurde Bagdad snel troepen om de beweging de kop in te drukken en het Iraaks Hooggerechtshof verklaarde de stemming ongrondwettelijk.
Van andere Turkmeense bronnen vernemen we dat Qahwachi’s politieke banden met de Democratische Partij van Koerdistan (KDP) voor problemen zorgt, naast het feit dat ze lid was van de raad die het referendum organiseerde. Bovendien zou ze Turkije een “indringer in Afrin” genoemd hebben.
Qahwachi ontkent categoriek dat ze Turkije een indringer heeft genoemd. “Ik zei dat Turkije het recht heeft om haar grenzen te beschermen, maar het land moet dat doen zonder haar burgers te schaden. Ik heb het interview naar het consulaat gestuurd opdat ze het zelf kunnen lezen. Bovendien, na die uitspraken van mij hebben de Koerdische media een heuse campagne tegen mij opgezet. Ze zeiden dat ik me begon te gedragen als een Turk, die de Koerden tegenwerkt.”
Niettemin lijkt een embargo zonder medeweten van Ankara onwaarschijnlijk. Bepaalde Turkse bronnen zeggen ons dat Ankara het idee van sancties tegen Qahwachi, en nog en aantal anderen, genegen is. Volgens een bron die anoniem wil blijven, steunt de visie van Ankara op de volgende argumenten:
-
De Turkmeense leden van het parlement van Koerdistan zijn verkozen door minderheidsquota en met Koerdische steun. Bijgevolg kunnen ze niet onafhankelijk van de KDP handelen. Dat blijkt ook uit hun steun voor het referendum. Aydin Maruf, een ITF-afgevaardigde voor Erbil, wordt gezien als een uitzondering wat dat betreft.
-
Het feit dat die figuren lid zijn van het parlement wil nog niet zeggen dat de Turkmenen goed vertegenwoordigd zijn, want ze zijn weinig populair in hun gemeenschap. Sommigen noemen hen zelfs “marionetten van de KDP”. De negatieve gevoelens van de bevolking jegens hen vormt voor Turkije een ander struikelblok om met deze mensen samen te werken.
-
Turkije wil dat de Turkmenen een “Turkmeens beleid” voeren onder de paraplu van het ITF. Van Turkmenen die een zetel in het parlement krijgen met de steun van sjiitische, soennitische of seculiere Arabische partijen kan verwacht worden dat zij de Turkmeense identiteit, taal en cultuur onvoldoende verdedigen.
-
De vertegenwoordiging van de Turkmenen in de regionale en federale besturen hangt af van hun vermogen om samen te werken. Een regering zonder Turkmeense vertegenwoordiging is onvolledig. Ja, als Ankara dit thema aankaart bij de Koerden, voeren de mensen van de KRG aan dat de Turkmenen al de post van vice-parlementswoordvoerder hebben gekregen en dat het niet de bedoeling is dat zij op elk bestuursniveau medezeggenschap krijgen.