In 1554 en 1558 reist de Vlaming Ogier Ghiselin de Busbecq als keizerlijk ambassadeur naar Istanboel (Constantinopel). Later beschrijft hij in zijn memoires hoe hij op zijn eerste reis wilde bloemen zag, die tot zijn verbazing in hartje winter bloeiden.
Busbeqs boek verschijnt in 1581, maar bestaat uit brieven die schijnbaar dateren uit de tijd van zijn reizen. Met zijn vermelding van de tulp hoopt de oud-ambassadeur waarschijnlijk de ‘ontdekking’ van de steeds populairder wordende bloem op zijn conto te schrijven. Maar zijn geheugen speelt hem parten: tulpen bloeien immers niet in de winter, zelfs niet in het Ottomaanse Rijk. Vermoedelijk zag hij ze dus niet in 1554, maar pas in 1558, toen hij in het voorjaar reisde.
Het is echter onwaarschijnlijk dat Busbecq zich meteen na zijn aankomst in 1558 ging bezighouden met het verzenden van tulpenbollen. Toch ziet de Zwiterse natuurdeskundige Conrad Gesnner al in 1559 een tulp in de tuin van de Augsburgse magistraat Johann Heinreich Herwart. Het exemplaar is mooi en
‘groot, zoals een rode lelie’.
Gessner schetst de mysterieuze bloem en maakt er aantekeningen bij. Hoewel zijn tekening een van de allereerste gedocumenteerde tulpen in Europa toont, worden op dat ogenblik ook al vergelijkbare bloemen gesignaleerd in Noord-Italië. in Zuid-Europa kent men de tulp mogelijk zelfs al veel langer, dankzij de handel met het Nabije Oosten.
Zelf introduceert Clusius de tulp in de Noordelijke Nederlanden. De bloem wordt er zo populair dat men de bollen zonder pardon uit zijn tuin rooft. Wat volgt is een tulpomanie en een een heuse ‘bollenbubbel’, en de rest is geschiedenis.
The History of the Tulip | Short Animation
Bron: Het Rijk van de Sultan, p. 135.
[In 1923, toen het moderne Turkije werd gesticht, werd de hoofdstad verplaatst naar Ankara. In 1930 werd de naam officieel gewijzigd in Istanbul.]