Op 1 oktober ontstond verdeeldheid binnen de Republikeinse Volkspartij (CHP) over hoe president Recep Tayyip Erdoğan te begroeten voorafgaand aan zijn toespraak in het parlement.

Erdoğan’s toespraak markeerde de hervatting van het parlementaire werk na een pauze van twee maanden. De meeste CHP-parlementsleden stonden op, maar applaudisseerden niet, terwijl sommigen, zoals Engin Altay en Sibel Suiçmez, bleven zitten.

Zestien parlementsleden kozen ervoor om achter de schermen te blijven en niet deel te nemen aan het gebaar.

CHP-leider Özgür Özel verklaarde later dat hij begrip had voor de verschillende reacties binnen zijn partij. Hij benadrukte dat het opstaan een teken van respect was voor het ambt van de president, maar het ontbreken van applaus hun kritische houding weerspiegelde.

Dit incident vond plaats tegen de achtergrond van “normalisatie”-inspanningen tussen de CHP en Erdoğan’s AKP. Özel en Erdoğan hadden eerder in 2024 ontmoetingen, wat leidde tot verdere dialoog.

MHP-leider Devlet Bahçeli sprak tijdens de opening van het nieuwe parlementaire jaar over de noodzaak van vrede, zowel in Turkije als in de wereld.

Hij schudde de hand van leiders van de Democratische Partij (DEM), wat volgens hem symbool stond voor een nieuw tijdperk in de Turkse politiek.

Bahçeli prees ook president Erdoğan voor zijn waarschuwende uitspraken over Israël, dat mogelijk Turkse grondgebieden zou kunnen viseren, en benadrukte dat de president het Turkse volk tijdig waarschuwt voor potentiële dreigingen.

Bron: Hürriyet