Turkije heeft veel kritiek gekregen toen het troepen naar Syrië stuurde. Vandaag echter beschermen de Turkse soldaten miljoenen Syriërs tegen een potentiële slachting door de troepen van president Bashar al-Assad.
Een tentenkamp op een heuveltop boven de stad Afrin. 300 Syrische families proberen zich warm te houden te midden de regen en de modder.
Zeven jaar geleden zijn ze weggevlucht van hun boerderijen in de buurt van Damascus en sindsdien zijn ze al drie keer ‘verhuisd’. Ze overleven op de schaarse humanitaire hulp en sturen hun kinderen eropuit om wat eten te zoeken.
“De situatie is heel erg, het regent binnen in onze tent,” zegt Bushra Sulaiman al-Hamdo (65). Ze trekt een tentzeil weg, zodat de natte aarde zichtbaar wordt waarop haar bedlegerige man ligt. “Er is niet genoeg voedsel, geen hulporganisatie, geen drinkwater.”
Drie jaar geleden stuurde president Recep Tayyip Erdoğan troepen naar Afrin in Syrië, vlak over de grens. Daarvoor kreeg hij veel kritiek, zowel van de Verenigde Naties als van de Westerse leiders. Men vond zijn actie opportunistisch en destabiliserend.
Ondertussen breekt de wereld zich nog steeds het hoofd over hoe men een einde zou kunnen maken aan de burgeroorlog in Syrië die nu al een decennium duurt.
En Turkije is de enige internationale strijdkracht die op het terrein zo’n vijf miljoen kwetsbare, gevluchte burgers beschermt. Vandaag zijn de Turkse soldaten de enigen die hen beschermen tegen een mogelijke slachting door de troepen van president Bashar al-Assad en zijn Russische bondgenoten.
Onlangs heeft Turkije een aantal journalisten geëscorteerd naar Afrin, een district in het noordwesten van Syrië waar ze zelf een de facto veilige zone hebben gecreëerd langs de grens. De Turken toonden gretig hun verwezenlijkingen op vlak van infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg.
Maar ook staken ze de benarde situatie van de Syrische bevolking, die zij beschermen, niet onder stoelen of banken. Die mensen vertelden ons dat ze, ondanks hun overduidelijk moeilijke levensomstandigheden, blij waren dat de Turken daar waren, tenminste nu toch.
“Hier moet ik tenminste niet voor mijn leven vrezen,” zegt Amar Muhammad (35), die aan de kost komt als drager op de markt van Afrin.
Hij komt uit Damascus en was daar lid van een rebellengroep. Hij riskeerde doodgeschoten of opgepakt te worden door de regeringstroepen. “Daar zou ik nu misschien al dood zijn. Daar zou ik heel de tijd denken: ‘Gaan ze me arresteren?’”
De Turkse interventie in Afrin was niet zonder eigenbelang. Hun belangrijkste bedoeling was om terroristen daar, die Turkije ziet als een bedreiging voor hun veiligheid, uit te schakelen.
Verder wilde men een veilige zone creëren voor de overblijvende rebellengroepen die nog strijden tegen Assad, een gezworen vijand. De Syriërs die zich in en rond Afrin vestigden, waren op de vlucht voor de Syrische regering.
Mijnheer Muhammad en zijn neef Muhammad Amar maakten deel uit van zo’n rebellengroep. Ze werden met een konvooi bussen geëvacueerd uit Ghouta, een buitenwijk van Damascus, en naar Afrin gebracht. Die actie maakte deel uit van een vredesakkoord, tussen Turkije en Rusland drie jaar geleden.
Turkije heeft een eigen bestuur geïnstalleerd, Turks gezinde Syrische milities opgeleid en geïncorporeerd in het leger en gehoorzame lokale besturen de bevoegdheid gegeven om de hele zaak draaiende te houden.
De stad werd aangesloten op het Turkse elektriciteitsnet, waarmee een einde kwam aan de jarenlange stroomonderbrekingen. De mensen bellen er nu met Turkse gsm’s en betalen er met de Turkse lira. En er werden 500 Syrische bedrijven geregistreerd voor internationale handel.
“We proberen vooral hun leven normaler te maken,” zegt Orhan Aktürk, vicegouverneur van de aangrenzende Turkse provincie Hatay, die nu ook verantwoordelijk is voor Afrin.
“De scholen en de ziekenhuizen draaiende houden zodat de mensen hun leven weer kunnen opnemen.”
Maar Turkije is ook in Syrië zodat er niet nog méér Syriërs naar Turkije vluchten. Turkije vangt nu al de grootste groep Syrische vluchtelingen ter wereld op: er zijn 3,6 miljoen Syrische vluchtelingen geregistreerd in Turkije.
Daarom vraagt Erdoğan al lang om een vliegverbod of een veilige zone met internationale bescherming in Noord-Syrië.
Maar zijn troepen hebben dat zo ongeveer voor zichzelf bereikt. Terwijl de VN de meeste hulp levert aan de Syriërs, heeft Turkije vele internationale hulporganisaties weggestuurd om zelf meer controle te behouden.
De eerste keer dat Turkije zich mengde in Syrië was in 2016. Het ging toen om een gezamenlijke operatie met het Amerikaanse leger tegen Islamitische Staat (IS).
De volgende keer was in Afrin in 2018 en ten slotte in 2019, toen Amerikaans ex-president Donald J. Trump al zijn troepen plots terugtrok.
Erdoğans akkoord met Trump maakte het mogelijk dat Rusland en de Syrische regering weer voet aan de grond kregen in het noorden van het land. Dat was desastreus voor de oppositie. Maar dan kwam Ankara onverwacht in actie tegen een Russisch-Syrisch offensief vorig jaar in Idlib. Daarmee toonde het Turkse leger aan dat het de daad bij het woord kon voegen.
Met het vastleggen van een rode lijn in Idlib veranderde Turkije van een slechte actor in een goede, of op zijn minst eentje die dezelfde belangen heeft als Washington. Dat zegt Mouaz Mustafa, directeur van de Syrische nood-taskforce, een belangenorganisatie die opereert vanuit Washington.
Hij roept de huidige regering-Biden op om weer militaire communicatielijnen te activeren met Turkije en logistieke steun te verlenen alsook weer samen te werken met de Turkse inlichtingendienst. Dat moet Turkije helpen om dat deel van Idlib dat nog steeds in handen van de rebellen is, te verdedigen.
“Noordwest-Syrië en Idlib zijn cruciaal voor het geheel,” zegt hij. In Idlib zitten vier miljoen mensen, waaronder een miljoen kinderen, opeengepakt in een steeds kleiner wordende ruimte, wat het maakt tot een humanitaire en strategische noodzaak. “Als Idlib zou aangevallen worden, zou het aantal vluchtelingen in Europa verdubbelen.”
Toch is de Turkse controle niet onomstreden, hoewel ze positief onthaald wordt door veel Syriërs die op de vlucht zijn voor het Assad-regime.
Sinds de Turken baas zijn in Afrin hebben ze continu te kampen met terreuraanslagen: 134 in de afgelopen tweeënhalf jaar, waaronder vier autobommen deze maand nog. En de politie heeft er honderden andere verijdeld, zegt Aktürk.
Volgens de politiechef in Afrin zijn 99 procent van de aanslagen het werk van de PKK, de Koerdische afscheidingsbeweging. De YPG, de Syrische tak daarvan, werkt samen met de VS in de strijd tegen IS.
De autobommen waren verstopt in vrachtwagens die uit het door Koerden gecontroleerde Manbij kwamen. De chauffeurs zelf wisten van niets, één van hen is zelfs zijn eigen zoon verloren door een explosie in het industriegebied van Afrin, aldus Aktürk.
Turkije zal het thema van de Amerikaanse steun aan de YPG-militie prioritair op de diplomatieke agenda plaatsen in de gesprekken met de nieuwe regering-Biden. Dat heeft minister van Defensie Hulusi Akar vorige week gezegd.
In Afrin garandeert Turkije de veiligheid op de NAVO-manier: ze hebben hoge muren met prikkeldraad gebouwd rond hun hoofdkwartier en een “groene zone” afgebakend met onder meer de belangrijkste winkelstraat in het stadscentrum.
De Syrische winkeliers klagen dat de zaken niet goed gaan daardoor.
“We overleven, maar het is heel moeilijk,” zegt Ibrahim Haji Khalil, die het Vijf Sterren IJssalon uitbaat. Het aantal klanten is dramatisch gedaald, omdat in april vorig jaar een grote tankwagen vlakbij is ontploft. “Vroeger stonden de mensen vaak tot op straat aan te schuiven, maar nu is er niemand.”
Said Sulaiman, de leider van het lokale bestuur, pleit voor meer hulp, bovenop wat de Turken kunnen bieden. “We hebben meer internationale steun en meer ngo’s nodig om te helpen.”
Voor miljoenen mensen echter is de Turkse hulp het enige wat voorhanden is.
Syrische studenten zijn volop bezig met Turks te leren en manieren te zoeken om in Turkije te gaan studeren of werken.
Dat zegt Nour Hallak, een Syrische activist die woont in het deel van de provincie Aleppo dat door Turkije gecontroleerd wordt. “Het doet me lachen en huilen tegelijkertijd. Het Turks verspreidt zich, het is de keuze van de mensen.”
De families in het tentenkamp boven de stad hadden geen keuze, ze moesten wel bescherming zoeken van Turkije.
“We leven met 16 in een tent. Alles is heel moeilijk, hout en voedsel vinden,” zegt Rasmia Hunan al-Abdullah, met een peuter in haar armen. Haar echtgenoot is blind en bedlegerig, zegt ze. “Soms werken de kinderen, ze verzamelen plastic.”
Een aantal mensen benadert ons en vraagt om hulp bij het opsporen van familieleden die vastzitten in de gigantische gevangenissen van de Syrische regering. Bijna iedereen heeft wel een familielid dat gearresteerd werd door het Assad-regime, zegt de kampverantwoordelijke.
“Als we niet bang waren, zouden we niet naar hier gekomen zijn,” zegt Jarir Sulaiman, die samen met een aantal andere ouderen op een stok leunt voor hun gemeenschappelijke tent.
Sulaiman was een welgestelde landeigenaar. Hij had olijfgaarden in het dorp Khiara, ten zuiden van Damascus. Maar toen de regeringstroepen het dorp veroverden, namen ze zijn landerijen in beslag. Zo lang Assad aan de macht blijft, sluit hij uit dat hij terug naar huis kan.
“We gaan niet terug naar onze dorpen tot Turkije ons bescherming biedt,” zegt hij.
“Zonder de Turken kunnen we niet overleven.”
Carlotta Gall is Turkijecorrespondent en verantwoordelijke van het kantoor in Istanbul.
Ze versloeg eerder de nasleep van de Arabische Lente vanuit Tunesië, de Balkanoorlogen in Kosovo en Servië en de conflicten in Afghanistan en Pakistan.