Minister van Defensie: “Turkije is klaar voor ontmoeting met Griekenland”
Turkije is klaar voor een vierde overleg met Griekenland. Er hebben al drie dergelijke vergaderingen plaatsgevonden om het vertrouwen tussen de twee buurlanden te herstellen.
Dat heeft minister van Defensie Hulusi Akar gezegd.
“We hebben de andere partij laten weten dat we klaar staan om het vierde overleg te organiseren in Ankara. We verwachten dat Griekenland een vertegenwoordiger stuurt,” zei Akar op een receptie ter gelegenheid van de nationale feestdag van Turks-Cyprus.
Verder had de minister kritiek op de negatieve manier waarop de buurlanden praten over de aanwezigheid van Turkije in de Middellandse Zee.
“Ondertussen werden er wel verscheidene uitspraken gedaan door verscheidene actoren. Eén daarvan luidt: ‘We kunnen de ordehandhaving op de oostelijke Middellandse Zee niet overlaten aan Turkije.’
Degenen die dit zeggen, zouden beter eens kijken naar hun geschiedenis, onze geschiedenis, de geschiedenis van de oostelijke Middellandse Zee. Onze troepen daar, onze strijdkrachten, zijn in staat om al het nodige te doen om de orde te handhaven. En dat is altijd zo geweest, dat was al zo ten tijde van onze voorouders.”
“Daarom is het taalgebruik heel belangrijk bij dat soort relaties. De partijen moeten hun woorden zorgvuldig wikken en wegen voor ze dit soort uitspraken doen.” Hij riep de andere partijen op om “provocaties” te vermijden.
“Wij zoeken het antwoord op de vraag: ‘Wat kunnen we samen doen?’ Dus we nodigen onze buren uit om mee te denken.”
Cyprus
Maar de buurlanden mogen dat niet beschouwen als “hulpeloosheid,” aldus Akar. Hij benadrukte dat Turkije zich niet voor voldongen feiten zal laten plaatsen in Cyprus of het oostelijke Middellandse Zeegebied.
Turkije heeft het recht om onderzoek te doen en daar de vruchten van te plukken, zowel in de territoriale wateren van Turks-Cyprus als in de maritieme gebieden die onder Turkse jurisdictie vallen, aldus de minister.
“We gebruiken dit recht en we zullen dat ongetwijfeld blijven doen,” zei hij in een toespraak, ter gelegenheid van de nationale feestdag van Turks-Cyprus.
