Het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft woensdag meegedeeld dat de Ahiska-Turken kunnen blijven rekenen op steun van de Turkse overheid.

De verklaring van het ministerie viel op de 74ste verjaardag van de deportatie van de Ahıska-Turken, ook gekend als de Mescheten. Deze Turkse bevolkingsgroep werd in tijden van de Sovjet-Unie verdreven uit de Kaukasus. “Op 14 november 1944 werden bijna 100.000 Ahıska-Turken met geweld verdreven uit hun thuisland in Ahıska, Georgië. Ze werden allemaal gedeporteerd naar Centraal-Azië,” aldus de verklaring.

Veel Turkse broeders en zusters hebben hun leven verloren als gevolg van de verschrikkelijke omstandigheden van de deportatie. Zij die het overleefden stonden voor ernstige uitdagingen op de plaatsen waar ze naartoe werden gestuurd. “We voelen mee met het diepe verdriet van de Ahıska-Turken en wensen god’s genade toe aan degenen die tijdens de deportatie hun leven hebben verloren,” klonk het.

De Turkse regering volgt de omstandigheden en het repatriëringsproces van zo’n half miljoen Ahiska-Turken, op de voet op. De bevolkingsgroep leeft verspreid over 9 landen. Zowat 92.307 Ahıska-Turken werden in 1944 door Sovjetleider Joseph Stalin, verdreven uit het Meskheti-gebied in Georgië.

De deportatie van hun thuisland naar Oezbekistan, Kazachstan en Kirgizië, duurde meer dan 40 dagen. Zo’n 13.000 mensen kwamen om door honger, ziektes en slechte weersomstandigheden. De Turkse regering heeft op verzoek van de Turkse president, Recep Tayyip Erdogan, duizenden Mescheten verwelkomd.

Vandaag de dag leven er ongeveer 500.000 Ahıska-Turken in Turkije, Kazachstan, Rusland, Azerbeidzjan, Kirgizië, Oezbekistan, de VS en Oekraïne.

Sabah

O.A.