Onlangs verscheen in een Grieks-Cypriotisch dagblad een gedetailleerd overzicht van Grieks-Cypriotische gewelddadigheden die werden begaan tegen hun Turkse tegenhangers in de jaren 70. Deze gewelddadigheden hebben in 1974 geleid tot de opdeling van het eiland.
Op 11 mei 1964 kregen de Grieks-Cypriotische veiligheidstroepen de opdracht om “10 Turken te doden per gesneuvelde Griek”, te midden van de spanningen op het eiland, nadat twee Griekse officieren en een Grieks-Cypriotische politieagent werden vermoord in de stad Magosa.
De volgende dag ontvoerden en executeerden de Grieken zeventien Turken in Famagusta. Op 13 mei werden 11 Turken die in de buurt werkten van een Britse militaire basis om het leven gebracht door een groep Griekse collega’s en politieagenten. De slachtoffers werden tijdens het woon-werkverkeer uit de bus gehaald. Hun overblijfselen werden gevonden in 2006.
In de krant werd ook verwezen naar de slachtpartijen in Maratha, Santalaris en Aloda, waarbij 126 Turks-Cypriotische vrouwen, kinderen en bejaarden omkwamen door de EOKA, de Grieks-Cypriotische nationalistische guerrillabeweging.
Het eiland Cyprus is sinds de gewelddadige Grieks-Cypriotische staatsgreep van 1974 verdeeld. De afgelopen jaren is er stilletjes aan een vredesproces op gang gekomen.